|
|
Niemand
wilde het direct geloven: ze wil een vogelhuisje cadeau. Zo'n ding gemaakt
van boomstammetjes met een dakje. Inderdaad, als je ze ziet staan in een
tuincentrum vertegenwoordigen ze in hun eentje alles wat er op dit moment
aan truttigheid in het tuinwezen hoogtij viert. Bistrozitjes, etagèretjes,
pootjes voor bloempotten, manden op bezemstelen om 'niveau' in je tuin te
krijgen, je kunt het zo gek niet bedenken of het wordt verkocht. En dan
heb ik het nog niet eens over al het tuinhout dat met de meest fraaie namen
over de toonbank gaat om te worden omgebouwd tot pergola's en erger.Het
tuinmacraméwerk is meer dan ooit aanwezig. Merkwaardig voor een land waar
het volgens de gemiddelde inwoner altijd regent. Mijn wens was alleen maar
een vogelhuisje en daar maakte ik meer mee los dan ik had kunnen denken.
Her en der hoorde ik wat besmuikt gelach en sommigen zeiden het me recht
op de vrouw af. Dat hadden ze nu nooit van mij gedacht. Ik liet mij echter
niet van de wijs brengen. Als je er zeker van wilt zijn dat je het cadeau
van keuze krijgt, dan moet je erg overtuigend het verlangen over het voetlicht
blijven brengen. Doe je dat niet, dan loop je alsnog het risico geschonken
te krijgen wat de gever mooi vindt. Voor de gever is iets kopen wat zij
mooi vindt makkelijker, omdat bij de aanschaf geen gêne optreedt. Dat gevoel
blijft in zijn geheel bij de ontvanger die niet begrijpt hoe iemand haar
dat heeft kunnen schenken en niet zo goed weet wat ze ermee moet. Ze heeft
er tenslotte niet om gevraagd. Ik wilde mij dat besparen en bleef dus doende
ook doof voor oprechte en serieuze opmerkingen. Hoe ik de kat uit de buurt
van het huisje wilde gaan houden, bijvoorbeeld. Dit item wuifde ik luchtig
weg door te zeggen dat ik 'niet voor niets een vogelhuisje op poot wilde'.
Dat de kat met gemak in één sprong op de rand van de schutting zat en dat
het vogelhuisje slechts de helft van die afstand bedroeg was op dat moment
niet relevant. Adviezen waren goed bedoeld, maar ik kwam niet verder dan
komt vogelhuisje, komt raad. Vogelhuisje kwam. Ik zette het zo neer dat
ik er vanuit mijn werkserre steeds naar zou kunnen kijken. En diezelfde
dag nog hing de kat aan het randje en gebruikte de poot als krabpaal. Dat
moest worden verhinderd. Ik bespoot het huisje met een nare spray en keek
actief of de vogeltjes kwamen. Het was aardig koud, dus ze moesten wel vallen
voor mijn Villa Vogellust met diverse menu's (vetbolletjes, vetstaafjes,
vetringen, pinda's gepeld en ongepeld en wat er nog meer in de vogelfastfoodsector
te krijgen is). Toch wilde het maar niet vogelen rondom mijn vogelhuisje.
Net voor de teleurstelling zou toeslaan, bedacht ik me dat het met vogelhuisjes
zo kon zijn als met tuinieren. Om er een succes van te maken moet je vooral
geduldig wachten. Ik legde nog een in stukjes gesneden appel op de grond
voor de merels en ging gewoon aan het werk. En zie, daar kwamen ze aangevlogen.
Kleintjes met blauw en geel die een vrolijk klein prentje vormden in het
winterlandschap. Merels die kouwelijk stukjes appel verorberden. Grote dikke
vadsige onaantrekkelijke duiven die af en toe als een grijze wolk het terrasje
van de kruimels ontdeden. Op een dag kreeg ik zelfs visite van een roodborstje,
die mijn vogelvilla daarna dagelijks bezocht. Erg in mijn hum sloeg ik het
allemaal gade. Dat de lente er aan kwam kon ik eerder afleiden uit de bezoekers
aan mijn vogelhuisje, dan aan het stijgen van de temperatuur. Er kwamen
meer kleine kleurrijke vogeltjes. Nog steeds die blauwgele, maar ook die
alleen maar wit, zwart en grijsgekleurd zijn. Het roodborstje zag ik steeds
minder, en er kwamen huismusjes op bezoek. Ook een slankere, elegantere
en iets bruiniger variant van de huismus heeft te mijnent domicilie gekozen.
De duiven trokken zich weer hoog in de bomen terug en vochten met de eksters
om de nestplekken. Het fastfoodmenu is verdwenen, maar er liggen altijd
wel wat kruimeltjes. Zo hou ik de vlucht er in, denk ik maar. Ik had zelfs
nog een boekje in mijn boekenkast dat onder de titel 'Vogels in hun omgeving:
tuin en park' mijn gasten van een soortnaam zou moeten kunnen voorzien.
Nu de zon ook weer wat vaker langskomt zit ik in de schaarse twee uurtjes
dat ze mijn tuin aandoet met kat en boekje op schoot te kijken naar het
gefladder, getjilp en gedoe. De naamgeving zal een langdurig proces worden:
al die tekeningetjes lijken op elkaar en met die beschreven geluiden komt
een mens ook niet echt op gang. Ik breek mij het hoofd of het gaat om een
Tuinfluiter of een Tjiftjaf. Zingt ie nu 'als een murmelend beekje van heldere
tonen, pratend maar zonder de fluittonen van de Zwartkop'? Paniek: hoe zingt
een Zwartkop? Doettie tjiftjif tjaf-tjif-tjaf? Of lokroept ie 'huwiet, maar
luider en eenlettergrepiger dan de Fitis'? Probleem daarbij is ook dat ze
deze geluiden zelden dicht bij mij voortbrengen, zodat ik weet wie wat aan
het doen is. Maar ach, ik aai de kat eens, blader wat in het boekje en kijk
tevreden naar mijn vogelhuisje. Domweg gelukkig in mijn achtertuin. |
|